In Nederland geven we onderdak aan circa 1.5 miljoen koeien. Die zorgen voor een jaarlijkse melkproductie van 13 miljard liter. Daarnaast produceren ze een 40 miljard liter aan drijfmest(poep en pis). We noemen dit ook fecale of ontlasting.
De hoeveelheid ammoniak die als gas ontstaat in liters is nog eens een 20 miljard. Dan nog lach- blauwzuur en methaangas, dat geeft nog eens 150 miljard liter erbij. Dat zijn serieuze cijfers.
Per 1 M3(1000 liter) ammoniak gas geeft dat een gewicht van 0.765 kg, bij methaan 0.720 kg, lachgas 1.980 kg en waterstofsulfide(blauwzuurgas)1.580 kg.
De gassen die vrijkomen van het totaal op 40 miljard liter drijfmest is 2/3 bij de opslag(stal) en 1/3 bij uitrijden.
Koeien die zwanger raken doen er 9 maanden over om een kalf te laten geboren. Nu maken we de koe bewust zwanger zonder een stier erbij. Het geboren kalf is al na 1 dag bij de moeder vandaan(in de meeste gevallen). Als mens maken we gebruik van de koeien om een massa aan melk te produceren. Nederland is met zijn 40.000 vierkante kilometer koploper in de wereld. Wellicht samen met Nieuw Zeeland
Beter kunnen we spreken over de voor,-achter,-onderkant van de koe. Wat erin en uit gaat, is van belang.
Wat zegt Landbouw Universiteit Wageningen hierover;
In het referentiejaar 1990 bedroeg de Nederlandse agrarische broeikasgasemissie 21,9 Mt CO2-equivalenten, wat
op dat moment overeen kwam met ongeveer 10% van de totale Nederlandse broeikasgasemissie. De agrarische
broeikasgasemissie was afkomstig van methaan (10,3 Mt CO2-equivalenten) en lachgas (11,6 Mt CO2
equivalenten). Methaanemissies zijn voornamelijk afkomstig van fermentatieprocessen in het maag-darmkanaal
van herkauwers en van mest(opslag), waarbij ongeveer 70% van de totale emissie van de fermentatie van voer
afkomstig is. De lachgasemissie komt voornamelijk uit de bodem en betreft directe emissie bij toepassing van
verschillende stikstofbronnen (40%) en indirecte emissie als gevolg van stikstofverliezen (43%).
De broeikasgasemissie van het gemiddelde Nederlandse melkveehouderijbedrijf op zand-, klei- en veengrond
bedraagt 0,76, 0,83 en 1,34 kg CO2-equivalenten per kg melk. Voor minerale gronden bestaat de
totale broeikasgasemissie voor 35% uit lachgasemissie en voor veengronden is 60% van de totale emissie
afkomstig van lachgas
Wat zegt mijnheer Ulco Wesselink in het agrarische blad Nieuwe Oogst(2022)
Wat is goede drijfmest? Die vraag werd een paar jaar geleden nauwelijks gesteld, maar wordt nu actueler. De grond en het gewas moeten bepalen welke drijfmest tot de beste resultaten leidt, zeggen deskundigen. Dus niet langer de mest zomaar op het land, maar gericht sturen met voeren voor de juiste kwaliteit mest.
Drijfmest is een complex product. Het bevat onder meer organische stof en mineralen. En het is bij elke veehouder weer anders. Dit wordt veroorzaakt door verschillen in het rantsoen van de koeien en wat er aan strooisel, afvalwater of voerresten in de mest terechtkomen.
Daarnaast gebeurt er nogal wat in de mestkelders. Er vinden voortdurend biologische, chemische en fysische processen plaats die de samenstelling van de mest veranderen. De behandeling van de mest, zoals mixen en opslagduur, kan ook flinke veranderingen teweegbrengen.
Maar wat maakt nu een goede drijfmest? Veel veehouders kijken naar mest als product dat nodig is om gras of gewas te laten groeien. Maar elke grond en elk gewas vraagt weer om een ander type mest.
‘En daar ligt ook het antwoord op de vraag wat goede drijfmest is’, zegt Nick van Eekeren, onderzoeker veehouderij bij het Louis Bolk Instituut (LBI). ‘Wat goede drijfmest is, hangt af van wat de veehouder ermee wil doen. Voor welk gewas is het en op welke grond komt het?’
De verhouding tussen koolstof en stikstof blijkt een belangrijke graadmeter voor de bemestingswaarde van mest. Koolstof is een belangrijke bouwstof voor het bodemleven en wordt afgebroken door schimmels en bacteriën. Die krijgen daar energie van om zich te vermeerderen.
Stikstof als bestanddeel van mest bestaat ruwweg uit minerale en organische stikstof. De minerale stikstof is snel opneembaar door het gewas. Het kan echter ook snel vervluchtigen waardoor het niet beschikbaar is voor de plant. Organische stikstof is gebonden aan koolstof en komt minder snel beschikbaar voor de plant. Het moet eerst worden afgebroken worden door het bodemleven.
Gemiddelde drijfmest heeft een koolstof-stikstofverhouding (C/N verhouding) van 7-8, terwijl vaste mest een C/N verhouding heeft van gemiddeld 15.
Onderzoeker Egbert Lantinga van Wageningen WUR heeft goede ervaringen met een hoge C/N verhouding in drijfmest. Hij begeleidde een zeven jaar durend onderzoek op het voormalige proefbedrijf de Minderhoudhoeve in Swifterbant waarbij geëxperimenteerd werd met minder eiwit in het voer. De koeien kregen gehakseld stro in het rantsoen, gemiddeld tussen de 1 en 2 kilo per koe.
Door het stro in het voer ging de C/N verhouding in de mest omhoog. ‘We haalden een verhouding van 10 of 12, terwijl het normaal gesproken toen rond 5-6 lag’, vertelt Lantinga. ‘Het was top mest.’
Daarbij hielden de onderzoekers het Darm Verteerbaar Eiwit (DVE) scherp in de gaten. ‘De DVE-dekking mag echt niet onder de 100 procent komen’, waarschuwt Lantinga. ‘Komt die daaronder, dan gaan de melkproductie en het eiwitgehalte in de melk meteen naar beneden.’
Door de relatief hoge C/N verhouding kwam er meer organische dan minerale stikstof op het land. ‘Daarmee bouw je een stikstofvoorraad op in de bodem en dat verhoogt het stikstof leverend vermogen van de bodem op langere termijn. Daarnaast is de ammoniakemissie kleiner omdat ammonium zich aan organische stof bindt’, zegt Lantinga.
‘In de bovenste 30 centimeter van de jonge zeekleigrond van het bedrijf zagen we onder een grote grasklaver stand weide een toename van zo’n 1.000 kilo bodemstikstof per hectare over een periode van vier jaar. Hierbij speelden de bodem kleideeltjes ongetwijfeld ook een rol.’
Toch blijkt een hoge C/N verhouding geen garantie te zijn dat de bodem meer stikstof opbouwt. Een vijf jaar durend onderzoek van bemesting op gras op zandgrond uitgevoerd door het Louis Bolk Instituut en Wageningen UR laat een ander beeld zien. Daaruit bleek dat de stikstofvoorraad significant beter was bij drijfmest met een lagere C/N verhouding dan bij een hogere C/N verhouding.
‘Dat laat zien dat er geen recept is voor de ‘beste’ drijfmest’, zegt Van Eekeren. ‘Veel hangt af van de grond waar je op boert. Op zandgrond kan een lage C/N verhouding gunstiger zijn dan op kleigrond.’
Ook maakt het verschil of het alleen gras is of grasklaver. ‘Klaver bindt stikstof uit de lucht, dus dat gedijt minder bij een hoge stikstofgift’, zegt Van Eekeren. ‘Een boer met grasklaver heeft dus meer aan een mest met een hoge C/N verhouding.’
Frank Verhoeven van adviesbureau Boerenverstand heeft eenzelfde visie. ‘Het ligt eraan waar de ondernemer de mest voor wil gebruiken. Land dat veel organische stof nodig heeft, kan beter dikke mest krijgen met een hoog koolstofgehalte waaraan de stikstof is gebonden.’
Maar specifieke mest maken voor wat en waar het nodig is, gebeurt bijna niet, weet Verhoeven. ‘Eigenlijk zou je, net zoals je verschillende kuilen hebt, ook verschillende mestsoorten moeten hebben. De behoefte van de grond bepaalt dan waar de mest kan worden gebuikt.’
Verhoeven stelt dat ondernemers met mest scheiden op een eenvoudige manier verschillende mestsoorten kunnen maken. ‘In dunne mest zit veel snelle stikstof, terwijl in de dikke fractie de mest een hoog gehalte aan koolstof bevat. Als ondernemer kun je dan bepalen waarvoor en waar je de mest wilt gebruiken. Natuurlijk mag het sturen op mest de gezondheid van het dier niet in gevaar brengen.’
Wat zegt Dhr. Wigle Vriesinga(Koolstofgroep Drachten) over bemesten;
De grootste schade komt door het injecteren van onbewerkte drijfmest in de bodems. Daardoor krijgen we juist meer stikstof uitstoot. Onder de bodem is het een “veelvraat” van eters. Door het verstikken van de bodems door te zware machines(injectie) komt juist het bodem leven niet op gang. De drijfmest is net als brandewijn, even een schot energie(zo lijkt het) en dan uitputting. De kunstmest die men er nog bij mest zijn zouten. Het graskwaliteit gaat omlaag.
Conclusie websitehouder over drijfmest;
Drijfmest is ongeschikt als meststof voor de bodem. Het is klein chemisch afval die vervuilend werkt.